In de meeste Duitse musea zijn de rangen en standen sterk vertegenwoordigd: hoofdsuppoost, zaalwacht, assistent. Je kunt geen stap zetten of je wordt gevolgd, er wordt gekeken of je wel te vertrouwen bent in de buurt van de hoge kunsten.
Er is een uitzondering, Insel Hombroich. Daar wordt de kunst getoond in kleine gebouwtjes, verspreid over een groot terrein. Er is geen enkele vorm van toezicht, deuren staan open, de herfstbladeren verspreiden zich door de zalen. En het mooie is: alles is intact, geen vandalisme te bekennen. Een wonder van vertrouwen.
Aan het eind van de wandeling langs alle gebouwtjes kom je bij een groot restaurant waar op een bord staat beschreven dat je de gast bent, dat gasten zoveel mogen eten en drinken als ze willen, en dat daar geen kosten aan verbonden zijn. Het was er druk. Er lag een schaal, waar iedereen zijn bijdrage gaf, zonder dat daarom gevraagd werd.
Op school hadden we het vaak over vertrouwen. Door als docenten aan leerlingen vertrouwen te geven krijg je datzelfde vertrouwen weer terug, wij moeten beginnen, dat zeiden we als docenten vaak tegen elkaar. In Insel Hombroich kennelijk ook.